De twintig romans van de cyclus van Zola vertalen is een grote opgave. Op mijn leeftijd (73) weet je dat het wat overmoedig is om te denken dat je er één per jaar kunt vertalen. Dan ben ik klaar als ik 93 jaar oud ben en een realistische houding betekent dat het de vraag is of ik dat red … Ze zeggen dat ik 100 jaar oud word, maar om daarvan uit te gaan, is de goden verzoeken.
Het wordt dus flink doorwerken, bedacht ik. Daar ben ik niet bang voor. Maar mijn werk als therapeut, wetenschapper, docent en schrijfster vergen ook hun tijd.
Ik had al eens eerder een boek vertaald: De kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry. Een boek uit mijn jeugd. Ik was heel dankbaar dat mij gevraagd werd het te vertalen. Maar het is een klein boek, niet zoveel tekst als een roman van Zola. Ik ontving de Franse tekst in Word en die zette ik op het rechterscherm en op het linkerscherm typte ik het Nederlands. Ik nam me voor om heel dicht bij de tekst te blijven. Geen vrije, moderne vertaling; iedere afwijking van het letterlijke moest wel in wat ik meende dat de bedoeling van Saint-Exupéry was. Ik las geen Nederlandse vertaling van tevoren, zodat ik niet beïnvloed zou zijn door een andere stijl.
Het was heerlijk om te doen. Het boek kwam echt binnen. Vroeger was het gewoon een mooi boek; een mooi verhaal en een beetje grappig. Ik was nog een klein meisje. Toen ik het vertaalde, kwam de schoonheid van de tekst in volle omvang op mij af. Hoe dicht kom je bij een verhaal als je moet besluiten welk woord het best weergeeft wat de schrijver volgens jou bedoelt? Het was verbijsterend. Ik wist niet dat vertalen zo leuk was, een literaire sudoku. Steeds puzzelen. Dat het in feite vroeg om een vertrouwdheid met de schrijver te ontwikkelen, was een openbaring voor me.
Tijdens het vertalen kroop ik een beetje in de huid van Antoine de Saint-Exupéry of ook, kroop hij een beetje onder mijn huid. Wonderschoon. Wie schrijft die blijft, inderdaad, hij leefde op onder mijn typende vingers.
Er gebeurde iets volslagen onverwachts. Naast het verhaal dat ik al vertalende las, en dat na zo’n 65 jaar weer als nieuw was voor me, ontstond een beeld van de schrijver; een rode draad ontspon zich die mij vertelde wat het boek voor de schrijver had betekend. Zo’n twintig jaar geleden had ik voor mijn dubbelproefschrift psychologie en Franse taal- en letterkunde een analyse gemaakt over het verlies van een ouder in hun jeugd bij Franse schrijvers. Ik had een canon gevormd van de Franse schrijvers van de middeleeuwen tot de twintigste eeuw en had bij allen onderzocht of zij in hun jeugd een ouder hadden verloren. Dat was bij driekwart van de Franse schrijvers het geval en bij twee derde was dat een verlies door de dood. Antoine de Saint-Exupéry zat daartussen. Hij had zijn vader verloren toen hij vier jaar was, door een acute hartstilstand op een perron van een station waar Antoine met zijn ouders stond. Van vier schrijvers had ik een literaire analyse gemaakt over de betekenis van dat verlies voor hun oeuvre; daar zat Antoine de Saint-Exupéry niet tussen. Maar de gevoeligheid voor de betekenis van een overlijden voor een schrijver was gebleven. Onbewust, pas aan het eind van het vertalen van het boek bewuster, ontdekte ik dat de kleine prins de schrijver zelf was; hij had die magische filosofische leeftijd van vier jaar, de leeftijd waarop Saint-Exupéry zijn vader verloor. Toen het autobiografische tot mij doordrong, bezag ik wat ik las in een diepere laag die helemaal consistent was. Het aanbod van de slang om gif te verstrekken als het leven niet meer vol te houden was, weerklonk voor mij niet alleen maar in de personages, maar nu ook in de schrijver. De woorden van de kleine prins dat de piloot niet verdrietig moest zijn als hij het lichaam van de kleine prins de volgende dag niet zou vinden, want, legde de kleine prins uit: dingen van waarde zijn niet te zien.
Ik ging onderzoeken wat er precies gebeurd was met Antoine de Saint-Exupéry. En geleidelijk aan werd het verhaal zichtbaar. Er ontspon zich een raadsel rond de dood van Antoine de Saint-Exupéry, van wie het lichaam nooit gevonden was … Een jongen die opgroeit met de onverwachte dood van zijn vader in zijn hoofd en hart, en piloot werd, maar liever kunstenaar was geworden. Ik had wel de boeken die mijn oudere broer had gelezen, zoals Pilote de guerre, maar die had ik als kind nooit verbonden met de schrijver van De kleine prins. Nu deed ik dat wel. Ik ontdekte dat toen Antoine de leeftijd had van zijn vader toen die stierf, en er afgesproken was dat hij het manuscript van De kleine prins zou inleveren bij zijn uitgever, dat niet lukte omdat hij steeds bevangen werd door wat Antoine ‘jonge-meisjes-klachten’ noemde. Ik had het al zo vaak in mijn therapeutische praktijk meegemaakt dat de leeftijd van overlijden van ouders van grote betekenis is voor het kind dat het meemaakt, dat men, zonder dit in de gaten te hebben, in een ‘wachtkamer’ leeft tot men die leeftijd bereikt. Alsof men verwacht ook zelf te sterven op die leeftijd.
Ik ontdekte dat voordat hij uiteindelijk verongelukte met zijn vliegtuig, hij al vaker in vluchten ‘ongelukjes’ had gehad. Het werd duidelijk dat zijn dood een raadsel was, men had zijn vliegtuig gevonden dat niet doorzeefd was van kogels en … vooral … het raadselachtige was dat zijn lichaam nooit gevonden is. Langzaamaan werd mij duidelijk dat Antoine de Saint-Exupéry een boek had geschreven als afscheid en om kinderen iets mee te geven, lessen om de volwassenenwereld aan te kunnen. Ik raakte ervan overtuigd dat Antoine de Saint-Exupéry met dat boek zijn eigen einde beschreef. Mijn respect voor de schrijver nam toe toen ik mij realiseerde dat de kleine prins zich aan de slang ergert als die spreekt over ‘iets dat kan helpen als je niet meer wilt’. De kleine prins zegt dat de slang niet in raadsels hoeft te spreken, dat hij het wel begrijpt. Het woord ‘gif’ staat er niet; door niet exact te vertellen wat het raadsel is, beschermt Antoine daarmee de kinderen die het boek lezen. Zo blijft de bijdrage om het kind te beschermen en voor te bereiden op de wereld van volwassenen overeind. Het was een schok om dat te ontdekken. Het was goed verhuld, maar als je het zag, kon je het niet meer niet zien. Er was iets nieuws tevoorschijn gekomen uit de vermenging van vertaler en schrijver.
Nadat mijn vertaling klaar was, heb ik een korte blik geslagen op de vorige Nederlandse vertaling, om te zien dat die inderdaad anders was, en dat was genoeg. Ik had mijn vertaling gemaakt. Maar zelfs nadat mijn vertaling gepubliceerd was, ontdekte ik plotseling preciezer hoe hij zijn einde had uitgevoerd. In het boek staat dat de slang achter de muur verdwijnt met een ‘metalig’ geluid. Ik had ieder woord zelf getypt, maar pas toen ik het boek in handen had en herlas, zag ik wat niet eerder tot me doorgedrongen was: met een metalig geluid.
Een slang maakt zo’n geluid niet. En ik zag Antoine de Saint-Exupéry, vlakbij waar hij vroeger opgegroeid was vliegen en zag hem in gedachten de deur van het vliegtuig openen en ik hoorde de klik van het metaal; ik begreep wat het raadsel van de slang was, dat de slang het wapen was, waarna vliegtuig en piloot afzonderlijk daalden en terechtkwamen. Daarom was zijn lichaam nooit gevonden; hij was uit zijn vliegtuig gestapt …