Ik wil uitleggen hoe een gezin, een klein groepje wezens, zich gedraagt in een samenleving, wanneer het uitbreidt en tien, twintig individuen op de wereld zet, die op het eerste gezicht totaal verschillend lijken, maar waar een analyse aantoont dat ze nauw met elkaar in verband staan. Erfelijkheid kent zijn wetten, net zoals de zwaartekracht.
De Rougon-Macquart, de groep, het gezin dat ik me voorgenomen heb te bestuderen, heeft als kenmerk de uitbarsting van begeerten en de brede opstand van onze tijd die zich stort op het genieten. Fysiologisch gezien zijn zij de trage opeenvolging van complicaties van het zenuwstelsel en het bloed, die zich in een ras voordoet, na een eerste organisch letsel, en die, naargelang de omgeving, bij elk individu van dit ras, de gevoelens, de verlangens en de hartstochten bepalen. Dat wil zeggen alle menselijke manifestaties, natuurlijk en instinctief, waarvan de voortbrengsels de gebruikelijke typering van deugden en ondeugden krijgen. Historisch gezien komen ze voort uit het volk, stralen ze uit in de hele hedendaagse maatschappij en klimmen ze op naar alle situaties, door deze in wezen moderne impuls die de lage klassen bevangt in hun opmars door het sociale organisme heen. Zij vertellen aldus het verhaal van het Keizerrijk van Napoleon, de Second Empire, van de hinderlaag van de staatsgreep tot aan het verraad van Sedan, door middel van hun individuele drama's.
Dit werk, dat meerdere afleveringen zal vormen, wordt daarom, in mijn gedachten, de natuurlijke en sociale geschiedenis van een gezin onder het Keizerrijk van Napoleon, de Second Empire. En de eerste aflevering: Het fortuin van de Rougons, moet als wetenschappelijke titel dragen: De Oorsprong.
Reactie van een lezer van dit deel van Zola:
Ik woon in Parijs en heb een kantoor bij Châtelet. In de middagpauze loop ik vaak langs Les Halles en probeer mij dan voor te stellen hoe het eruit gezien moet hebben in Zola zijn tijd, het lawaai, de geuren, de mensen, de armoe, de handel, alles in één grote potpourri. Het is allemaal weg en verdwenen, het is nu een volstrekt andere buurt in een andere tijd, maar er zijn nog gebouwen die dit bewogen verleden hebben meegemaakt, zoals de Église Saint-Eustache. Mijn kennis van de franse taal is onvoldoende om al die beelden en fantasieën op te roepen vanuit het origineel en daarom ben ik ontzettend gelukkig met de vertaling van de buik van Parijs van Martine. Zij heeft mijn bestaan blijvend verrijkt en ik dank haar daar hartelijk voor!
Deze reactie van een lezer laat zien wat Zola bedoelde. Hij wilde een document waarin de oude Hallen van Parijs ‘bewaard’ zouden blijven. Een naturalistiche methode van schrijven.
In het derde deel van Zola’s Rougon-Macquart-cyclus, De buik van Parijs, staat een architectonisch symbool van de industriële revolutie centraal, Les Halles, de Hallen van Parijs. De markthallen van Parijs bestonden al in de twaalfde eeuw als openluchtmarkten. In de negentiende eeuw werden de markthallen ondergebracht in een monumentaal ‘gebouw’ met overdekte straten en verdiepingen, opgericht uit gietijzer en glas, ontworpen door architect Victor Baltard, gebouwd van 1854 tot 1866 onder het bewind van Georges-Eugène Haussmann, prefect van Parijs. Analoog aan dit gigantische industriële symbool is de Crystal Palace in Hyde Park in Londen, gebouwd in 1851 ten behoeve van de eerste wereldtentoonstelling. Crystal Palace is gebouwd door kassenbouwer Joseph Paxton (1803-1865) van hout, gietijzer en glas. Voor de wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs werd de spectaculaire Eiffeltoren van 317 meter hoog smeedijzer gebouwd, ontworpen door Maurice Koechlin en Émile Nouguier, medewerkers van Gustave Eiffel, die meester was in de architectuur met smeedwerk.
De industriële revolutie, die in Engeland startte, begon rond het midden van de achttiende eeuw en duurde tot 1840. Het hield de overgang in van het handmatig naar machinaal vervaardigen van goederen. Dit machinaal vervaardigen, waardoor productie op grote schaal mogelijk werd, leidde tot een enorme behoefte aan arbeiders voor de fabrieken. De overdaad aan nieuwe werkgelegenheid zorgde voor een trek vanuit de dorpen naar de grote stad; een grote cultuuromslag. Pas in 1900 kwam de industrialisatie in de andere Europese landen goed op gang.
Het gebouw van Les Halles herbergde een basale functie voor de grote stad Parijs. De inwoners van die immense stad moesten gevoed worden en Les Halles bevoorraadden de stad vanuit die kern. De mensen die er werkten, vormden een min of meer gesloten groep, en vervulden de taak om dagelijks de voorraad te leveren voor al die huishoudens, café’s, restaurants, kantoren en instellingen die de voedselvoorziening verzorgden voor de stad. In Les Halles zelf waren geen korenvelden of velden waar de groente ontkiemde en de bloemen bloeiden; dat gebeurde 248 op de landerijen van de dorpen eromheen. Iedere dag voordat de zon opkwam, was er een karavaan van volgeladen karren die naar Les Halles trok en aan het eind van de ochtend vertrok de karavaan, vaak met het afval van Les Halles, terug naar de dorpen rond Parijs